Mesut Kocak

’s Morgens fietst hij over het Rembrandplein, de Prinsen- en de Keizersgracht. Dan inspecteert hij panden om te voorkomen dat er illegaal gebouwd wordt of ongelukken gebeuren. Aan het eind van de dag reist hij naar zijn woonplaats Almere, maar iedere ochtend komt Mesut snel weer terug naar de stad die zijn hart heeft gestolen.

Hoe ben je bij de gemeente Amsterdam terecht gekomen?

‘Na mijn studie Bouwkunde begon ik als tekenaar bij een architectenbureau. Een fijne tijd, maar achter de tekentafel voelde ik me niet in mijn element. Liever ging ik naar buiten, de straat op en stond ik met mensen in contact. Tijdens mijn stage kwam ik tijdens het werk in aanraking met een bouwinspecteur van de gemeente Amsterdam. Ik was onder de indruk van de kunde van die man. Het riep iets van autoriteit en eerbied in mij op en ik dacht: zo wil ik ook worden. Ik reageerde meteen toen ik een vacature bij de gemeente zag. Ik begon als gebruiksinspecteur en controleerde panden in de binnenstad op brandveiligheid. Een paar jaar later kon ik aan de slag als bouwinspecteur. Tijdens de beginperiode kreeg ik veel begeleiding en liep ik een half jaar met ervaren inspecteurs mee. De bouwinspecteur uit mijn stage ben ik nooit meer tegengekomen, misschien is hij ondertussen met pensioen.’

Je bent bouwinspecteur in het oude centrum van Amsterdam, wat komt er allemaal kijken bij het uitoefenen van jouw werk?

‘Een aannemer moet in veel gevallen zijn papieren kunnen laten zien. Wij controleren of hij volgens de vergunning bouwt. Ik keur bijvoorbeeld de palen en de wapening die ze maken. Maar handhaven hoort er ook bij, want zelfs met een vergunning kan iemand nog illegaal bezig zijn. Bijvoorbeeld wanneer mensen niet weten dat een pand monumentaal is en ze zomaar dingen slopen of veranderen. In een pand kan van alles monumentaal zijn, dus zo’n fout is snel gemaakt. Soms hebben de fouten van mensen met de veiligheid- of gezondheid te maken. Bijvoorbeeld wanneer er aan een pand gebouwd wordt waar asbest aanwezig is. Zonder een rapport en een melding vooraf bij ons, kunnen wij de bouw stilleggen en het pand sluiten om onderzoek te doen. We zijn er dus niet alleen voor het behoud van monumentale panden, maar ook voor de veiligheid van de omwonenden en bezoekers van zo’n pand. Soms zijn wij ook bemiddelaars, bij een burenruzie over een schutting bijvoorbeeld.’

Welke eigenschappen heb je nodig om in jouw ogen een goede bouwinspecteur te zijn?

‘Als bouwinspecteur sta je sterk in je schoenen en heb je een groot verantwoordelijkheidsgevoel. Je zou zeggen dat aannemers weten wat ze doen, maar ze zoeken soms de grenzen op van wat ze denken dat veilig is. Misschien heeft het met tijdsdruk of financiën te maken of hebben ze niet genoeg ervaring. Als inspecteur moet je daarom zelfverzekerd overkomen als je zo’n aannemer aanspreekt. Meestal nemen ze je advies aan, maar niet iedereen neemt het goed op als je komt vertellen wat ze verkeerd doen. Mensenkennis is daarom ook heel belangrijk. Communicatief zijn is ook een belangrijk onderdeel van het vak. Wij zijn een vraagbaak voor alle partijen, maar adviseren aannemers ook altijd om te communiceren met de buren van het pand waar ze bouwen. Uiteindelijk heeft het allemaal te maken met op het juiste moment handelen en inschatten of je moet optreden of juist bemiddelen.’

Met jouw opleiding en ervaring zou je bij veel verschillende bedrijven kunnen werken, waarom dan bij de gemeente Amsterdam?

‘Loop eens rond door het centrum en je snapt vast wel waarom ik graag voor de gemeente werk. Ik woon nu in Almere maar kom iedere dag graag naar Amsterdam om door die mooie historische binnenstad te lopen. Mijn baan geeft mij voldoening omdat ik kan zorgen dat monumentale panden behouden blijven en dat bewoners veilig zijn. Verder heeft de gemeente goede arbeidsvoorwaarden zoals een 36-urige werkweek. Je kunt jezelf intern scholen of om de zoveel jaar van plek wisselen. Er is veel diversiteit qua collega’s, net zoals in de stad zelf en dat vind ik heerlijk. Het is uniek om voor deze stad te werken, het is een wereldstad, dus wie wil dat nou niet.’